Zoeken
[:nl]Prioriteit in- en uitmeldingen[:]
[:nl]
Om gebruik te maken van het toekennen van prioriteit moet voor de regeling “Generieke prioriteit” worden ingeschakeld. Dit kan worden ingesteld via het tabblad Algemeen > Prioriteit opties. Vervolgens kunnen per fase een of meer prioriteitsingrepen (zie Prioritietsingrepen specificeren). Vanaf TLCGen versie 0.7.0.0 is de oude “OV module” vervangen door een generieke “Prio module”. Voorheen was er altijd één ingreep per fase, nu is dat aantal variabel, en kan per ingreep het voertuigtype met bijbehorende instellingen worden opgegeven, en kunnen per ingreep de in- en uitmeld voorwaarden worden bepaald.
Sinds versie 0.7.8.0 van TLCGen worden fasen, ingrepen en meldingen in een boomstructuur weergegeven:
- De boomstructuur heeft 4 nivaue’s:
- Fasen
- Ingrepen
- Lijst met in en uitmeldingen (dit zijn altijd 2 items)
- Meldingen
- Indien “Opvang bij storing” is ingesteld, kan een melding nog een melding onder zich hebben.
- Uitklappen van een fase zorgt voor uitklappen van alle bijbehorende items
- Toevoegen van items, bv. een melding aan een ingreep, kan na selectie van de ingreep middels de “+” knop onder de boomstructuur, of na rechtermuisklik op de ingreep in het context menu.
Aan een prioriteitsingreep kunnen naar wens meerdere voorwaarden voor in- of uitmelden worden toegevoegd. Elke voorwaarde zorgt apart voor een in- of uitmelding wanneer aan de betreffende voorwaarde wordt voldaan. Wanneer dus van meerdere OV inmeldingen er één waar wordt, volgt een inmelding.
Let op! De ontwerper van de regeling is zelf verantwoordelijk voor het toevoegen van de juiste in- en uitmeld voorwaarden, passende bij het type voertuig. Het is (momenteel) theoretisch mogelijk een KAR inmelding toe te voegen bij een ingreep met voertuigtype fiets; dit zal in de praktijk waarschijnlijk weinig prioriteitsingrepen opleveren.
Per inmelding voorwaarde kan worden ingesteld (voor de RIS: zie verderop):
- Het type inmelding:
- KAR DSI melding: een inmelding middels een melding op de DSI buffer via een KAR bericht
- Detector(en): een inmelding op basis van een of twee detectoren
- VECOM via detector: een inmelding op basis van een VECOM detector, die als reguliere detector in de regeling binnen komt
- Let op: hiertoe moet eerst een detector worden toegevoegd, aan een fase (tabblad Detectie/ingangen > Detectie fasen) of aan de regeling (tabblad Detectie/ingangen > Extra detectie) van het type Vecom ingang (ext.)
- Selectieve detector: een inmelding middels een melding op de DSI buffer via een selectieve detector, zoals een VECOM lus.
- Let op: hiertoe moet eerst een selectieve detector worden toegevoegd in het tabblad Detectie/ingangen > Selectieve detectie
- Input 1: de relevante (selectieve) detector
- Input 1 type: de wijze waarop bij deze inmelding naar de 1e detector wordt gekeken
- 2e input: aangeven of sprake is van een tweede input
- Input 2: de tweede relevante detector
- Input 1 type: de wijze waarop bij deze inmelding naar de 2e detector wordt gekeken
- Geen inm.: aangeven dat deze voorwaarde alleen voor een inmelding mag zorgen wanneer er niet reeds een inmelding is op de richting
- Wisselstand: rekening houden met de wisselstand
- Anti jutter: wel/niet toepassen anti jutter tijdsmeting
- Anti jutter tijd: tijd dat na een inmelding via deze voorwaarde niet opnieuw mag worden ingemeld
- Opvang storing: hier kan worden aangegeven of in geval een storing op een of meer lussen van deze inmelding, er op alternatieve wijze ingemeld moet worden. Wanneer dit wordt aangevinkt, komt een geneste voorwaarde beschikbaar, met opnieuw alle opties. Ook die geneste voorwaarde kan weer detectie opvang hebben.
Per uitmelding kan hetzelfde worden ingesteld als per inmelding, met uitzondering van:
- Het veld Geen inm. is niet beschikbaar
- De velden Anti jutter en Anti jutter tijd zijn niet beschikbaar, omdat per uitmelding één anti jutter tijd wordt toegepast, indien ingeschakeld.
- Dit gaat via het tabblad OV/HD > In- en uitmeldingen > Overig/wissels.
Prio via de RIS
Wanneer als Type voor een melding “RIS voorwaarde” wordt ingesteld komen andere instellingen in beeld:
Locatie voor inmelding:
- Start (dichtbij ss) en Eind (ver van de ss) (info uit CAM-bericht): gebied tussen start en eind (in meters) vanaf de stopstreep waar de inmelding plaats vindt
- beide 0 betekent niet gebruikt
- E.t.a. (info uit SRM-bericht): Tijd (in seconden) vanaf wanneer een inmelding mag plaatsvinden (als de ETA lager is dan de hier ingestelde ETA wordt er ingemeld)
- 0 betekent niet gebruikt
Indien zowel inmelding op basis van gebied als E.t.a. is ingesteld geldt de eerste inmelding. Een voertuig kan zich niet twee maal inmelden.
Voorwaarden voor in melding:
- Ris vehicle role (info uit SRM-bericht): blauw gearceerde rollen worden geaccepteerd.
- Ris vehicle subrole (info uit SRM-bericht): blauw gearceerde subrollen worden geaccepteerd.
- RIS vehicle importance (info uit SRM-bericht): blauw gearceerde importance-levels worden geaccepteerd.
- Type voertuig (info uit CAM-bericht):
- 0 betekent niet gebruikt
- vanaf TLCGen v12.4.0.1 is 0 de default instelling; voor deze versie wordt het voertuigtype hiervoor default ingesteld
Bij inmeldingen via de RIS behoeft geen uitmeldvoorwaarde te worden toegevoegd, deze volgt automatisch wanneer het voertuig bij de stopstreep heeft gepasseerd (SRM bericht cancellation dat wordt ontvangen vanuit de RIS).
De deadviseerde instellingen RIS inmeldingen voor openbaar vervoer, vrachtwagens en hulpdiensten worden hieronder weergegeven (waarbij het importance level moet worden afgestemd op de beleidsmatig gewenste prioriteit (11 is absolute prioriteit)):
Geadviseerde instellingen voor RIS simulatie:
[:]