Intensiteit wordt in YAVV/YAVC bepaald middels tellen op de koplus: zie hier. Voor fietsers geeft deze manier van meten niet altijd het juiste of beste beeld: fietsers kunnen zich als groep opstellen bij de stopstreep, waardoor mogelijk meerdere fietsers als één fietser worden geteld.
De intensiteitsmeting speciaal voor fietsers biedt de mogelijkheid meer inzicht te krijgen in de werkelijke intensiteit op fietsrichtingen. De analyse kijkt hiertoe naar het op een richting aanwezige detectieveld, en maakt gebruik van de lussen die het beste beeld geven. Dit werkt als volgt:
Alleen lussen ingesteld als “koplus” of “verweg lus” worden meegenomen in de analyse.
Indien er een enkele koplus aanwezig is: tellen op die koplus. De uitkomst zal identiek zijn aan de reguliere intensiteitsmeting.
Bij aanwezigheid van twee opeenvolgende koplussen, en geen verweg lussen, wordt geteld op basis van de koplus het verste van de stopstreep. Er wordt in dit geval niet richtinggevoelig gemeten, omdat de kans te groot is dat fietsers niet (tijdig) beide lussen aanrijden.
Indien er een enkele verweg lus aanwezig is: tellen op basis van die verweg lus. De lus of lussen paar bij de stopstreep worden niet bekeken.
Bij aanwezigheid van twee opeenvolgende verweg lussen: richtinggevoelig meten. Ook dan worden evt. lussen bij de stopstreep niet meegenomen in de analyse. Indien de lussen te ver uit elkaar liggen (zie uitleg bij instellingen hieronder) wordt geteld op basis van de lus het dichtst bij de stopstreep.
De volgende instellingen zijn beschikbaar voor richtinggevoelige metingen (defaults in blokhaken):
Maximale rijtijd richtinggevoelig [5]: de maximale tijdsduur tussen start detectie op de meest verweg gelegen lus, tot start detectie van de navolgende lus, om een fietser te tellen.
Maximale afstand richtinggevoelig [2]: de maximale afstand tussen het begin van twee lussen, om deze lussen als paar te zien.
Merk op: de analyse houdt geen rekening met eventuele afslaande fietsers. Dit zou een overschatting kunnen geven wanneer wordt geteld op basis van verweg detectie, en het aandeel afslaande fietsers relatief hoog is. Anderszijds geldt: tellingen op de koplus geven juist weer een mogelijke onderschatting, omdat naast elkaar opgestelde fietsers, of fietsers die als één groep vertrekken, dan slechts éénmaal worden geteld.
De cyclustijd wordt binnen YAVV/YAVC bepaald op basis van detectie data en externe signaalgroep status. Er wordt bewust niet gewerkt met interne signaalgroep status en/of module informatie. Die keuze is met name ingegeven door het feit met de komst van netwerk regelingen, er steeds meer VLOG data komt zonder interne statussen en informatie omtrent modules (die vaak zelfs niet bestaan).
De cyclustijd wordt bepaald voor de regeling als geheel. Momenteel is er geen cyclustijd beschikbaar voor afzonderlijke richtingen.
De keuze voor analyse op basis van uitsluitend “externe” data heeft natuurlijk consequenties. Eén consequentie is dat geen rekening gehouden kan worden met bijvoorbeeld alternatieve realisaties, of de indicatie omtrent de stand van de cyclus volgens de regeling zelf – die echter sowieso van beperkte waarde is, gezien de “wachtmodule” die in rustigere perioden actief blijft. Een voordeel is dat de cyclustijden tussen regelingen onderling vergeleken kunnen worden ongeacht het type regeling.
Definitie
Voor YAVV/YAVC is voor cyclustijd de volgende definitie gehanteerd:
De tijd vanaf het moment waarop er activiteit op de kruising wordt gemeten, tot de tijd dat ofwel er geen activiteit op de kruising wordt gemeten, ofwel alle richtingen waar activiteit is gezien aan de beurt zijn geweest.
YAVV zoekt dus in de data naar ‘rustmomenten’ en/of momenten waarop alle richtingen die moesten komen aan beurt zijn geweest, waarna de meting herstart.
Instellingen
Voor de cyclustijd gelden de volgende instellingen (defaults in blokhaken):
Controleer status regelen – al dan niet controleren of de regelaar in de stand ‘regelen’ staat (WPS) [uit]
Meten drukknop activiteit – al dan niet kijken naar meldingen op drukknoppen om te bepalen of er activiteit is op een richting [aan]
Minimale tijd zonder activiteit – indien op een richting gedurende deze periode geen activiteit wordt gemeten wordt een evt. lopende cyclustijd meting afgerond [3.0 sec.]
Minimale cyclustijd – metingen lager dan deze waarde worden genegeerd. Hiermee kunnen metingen waarbij slechts één richting kort groen is geweest worden genegeerd [5.0 sec.]
Multi module molens – hiermee wordt aangegeven dat de regeling beschikt over meerdere, parallelle module molens. Default worden richtingen opgedeeld naar 100-tallen: 1xx in molen 1, 2xx in molen 2 en 3xx in molen 3. De toedeling is ook instelbaar, zie navolgende punten [uit]
Fasen molen 1 – handmatig opgeven van de fasentoedeling aan module molen 1. Geef hier namen in van fasen, gescheiden met ;. Bijvoorbeeld: “101;102;105”
Fasen molen 2/3 – idem, voor module molen 2 en 3. Is er geen twee of derde molen, laat het veld dan leeg
Werking
Bij ‘Achtergrond’ is op hoofdlijnen de werking van de analyse omschreven. Hieronder volgt een meer gedetailleerde en technische omschrijving van de wijze waarop de cyclustijd wordt bepaald.
Configuratie
De analyse kijkt uitsluitend naar:
Status regelingen (indien ingeschakeld
Externe (werkelijke) signaalgroepstatus
Detectie metingen
Indien er wordt gefilterd, worden enkel detectie meldingen die niet als invalide zijn aangemerkt meegenomen in de analyse. De analyse zelf kijkt naar bezet en onbezet zijn van detectie zonder te kijken naar evt. storingsdata in de VLOG berichtgeving
Er wordt uitsluitend gekeken naar detectoren die zijn toegewezen aan een richting, en uitsluitend de volgende types doen mee:
Koplussen
Lange lussen
Verweg lussen
Knoppen (schakelbaar)
Tip: wanneer er vreemd of zeer hoge waarden optreden, is een eerste check of de toedeling van detectoren klopt, met name voor drukknoppen.
Activiteit op detectoren wordt bijgehouden, en indien een detector afvalt “vervalt” ook de activiteit. Hierdoor wordt het mogelijk ook inactiviteit te meten, en zodanig een “rustmoment” te bepalen. Tevens
Voor knoppen geldt: tijdens geel en rood wordt gemeten; indien er wordt gedrukt wordt een vlag waar, die weer afvalt zodra de richting groen wordt. Tijdens het waar zijn van de vlag geldt dat er “activiteit” is op de betreffende richting, ongeacht afvallen van de knop melding of verdere drukknop meldingen.
Zijn er situaties zijn waarin een aanvraag middels een drukknop weer ingetrokken kan worden, kunnen drukknoppen in de analyse worden genegeerd. De meting zal alsnog goed uitgevoerd worden, omdat de omlooptijd van de overige richtingen wel beïvloed wordt door richtingen met enkel drukknoppen.
Meerdere module molens
Indien de regeling beschikt over meerdere module molens, kan dit in de instellingen worden aangegeven middels een vinkje. Default deelt YAVV de fasen als volgt op in module molens:
0-200: molen 1
200-299: molen 2
300-399: molen 3
meer dan 3 molens worden momenteel niet ondersteund
Hierbij is dus het uitgangspunt dat fasen cijfermatige namen hebben. Is sprake van een andere structuur, dan kan in de instellingen de verdeling van de fasen over de molens handmatig worden opgegeven.
Verloop meting
De meting start wanneer:
De meting loopt niet
Er wordt detectie activiteit gezien op een richting met status rood
De meting eindigt wanneer voor alle richtingen geldt:
Er is geen activiteit (meer) of de richting is reeds gerealiseerd, óf
De activiteit is niet van een drukknop (indien actief), het is groen op de richting, en de laatst gemeten activiteit op de richting is minimaal de ingestelde minimum tijd geleden
Na afronden van een meting wordt de status meten uitgezet. Vervolgens wordt direct gekeken of wordt voldaan aan de voorwaarden om een meting te starten, en start deze dus weer direct indien van toepassing.
Metingen lager dan de ingestelde minimum waarde worden niet in de resultaten opgenomen; de meting herstart wel na een dergelijke meting.
De intensiteit wordt in YAVV bepaald door te kijken naar einde detectie meldingen voor koplussen. Wanneer filtering wordt toegepast worden meldingen die als invalide zijn gemerkt niet meegenomen in de tellingen (dit geldt voor alle analyses).
Instellingen voor de intensiteits analyse (defaults tussen blokhaken):
Richtinggevoelig meten [onwaar]: indien waar, wordt bij opeenvolgende koplussen op dezelfde rijstrook richtinggevoelig gemeten. Dit vergt dan geen verdere instellingen, enkel twee koplussen op dezelfde rijstrook waarvoor qua afstanden is ingesteld dat die achter elkaar liggen. Er wordt gemeten of ED van de verste lus maximaal een instelbare tijd voor SD van de voorste lus ligt; wordt de max overschreden, dan wordt geen telling geregistreerd.
Richtinggevoelig meten max. detector afstand [5.0 m.]: maximale afstand tussen koplussen op dezelfde strook om richtinggevoelig te meten. Indien twee opeenvolgende koplussen dus meer dan deze afstand uit elkaar liggen (gemeten als het verschil tussen de ingesteld waarde afstand-tot-stopstreep), wordt niet richtinggevoelig gementen. Dit is enkel beschikbaar en relevant indien richtinggevoelig meten is ingeschakeld.
Richtinggevoelig meten max. volgtijd [2.0]: maximale tijd tussen ED van de verste lus en SD van de voorste lus in geval van richtinggevoelig meten. Dit is enkel beschikbaar en relevant indien richtinggevoelig meten is ingeschakeld.
De data wordt intern per rijstrook bepaald, in de tabellen en grafieken is dit ook beschikbaar. Onder “ruwe data” staat de data per rijstrook in de kolom “Extra 1”, waarbij de aantallen per rijbaan gescheiden zijn met ;.
Met de analyse diep geel rijders kan worden bepaald hoeveel voertuigen gedurende een instelbaar percentage van de geeltijd voor einde geel nog de stopstreep passeert. Hiertoe wordt gekeken naar het afvallen van de koplus. De geeltijd per richting behoeft in YAVV niet ingesteld te worden, omdat de analyse deze op einde geel zelf bepaalt.
De volgende instellingen zijn beschikbaar (defaults in blokhaken):
Percentage van de geeltijd [50 %]: voertuigen die gedurende dit gedeelte van de geeltijd, voor einde geel, worden gemeten, worden als ‘diep geel rijder’ gemarkeerd.
In YAVV wordt het aantal vroegstarters bepaald op basis van afvallen van de koplus van een richting gedurende een instelbare tijd voor startgroen, nadat deze een instelbare minimale tijd bezet is geweest.
De volgende instellingen zijn beschikbaar voor de vroegstarters analyse (met default instellingen in blokhaken):
Minimale tijd na start rood [0 sec.]: de minimale tijd na start rood dat einde detectie van de koplus op moet treden om als analyse resultaat te kunnen gelden.
Marge voor start groen [6 sec.]: de maximale tijd voor startgroen dat einde detectie van de koplus op moet treden; vindt einde detectie eerder plaats, dan wordt de melding niet als vroegstarter geregistreerd.
Minimale bezettijd koplus [5 sec.]: de minimale tijd dat de koplus voor afvallen bezet moet zijn geweest om deze melding als vroegstarter te registreren. Deze instelling zorgt ervoor dat voertuigen die niet tot stilstand komen – en niet ‘vroeg starten’ – niet als vroegstarter worden geteld.
In YAVV/YAVC worden vroegstarters ook geregistreerd als roodrijders in de analyse roodrijders.